Reindert had hem gevraagd om de Antwerpse Smierel uit zijn hok te pakken. Hij had eerst stomverbaasd gekeken. ‘Waarom vraag je dat aan mij? Ik heb nog nooit een duif aangeraakt en nu moet ik er een uit zijn hok halen?’ ‘Dat kan jij,’ was alles wat Reindert zei. Nu staat hij hier voor het eerst van zijn leven in een duivenhok. Het duivenhok is donkergroen geverfd en belachelijk klein. Je kunt er amper je kont keren. Hij haalt moeilijk adem door de penetrante lucht van duivenstront.
Hoe ziet een Antwerpse Smierel eruit? Hij ziet wel drie verschillende soorten duiven. Welke soort moet hij dan hebben? Vanuit het duivenhok roept hij naar Reindert: ‘Hoe herken ik die duif?’ Het antwoord van Reindert komt snel: ‘Bruin met wit.’ Ja, hij ziet een duif die aan dit signalement voldoet. Hij doet een greep, maar mist. Hij knalt bijna tegen de zijkant van het hok aan. Hij weet zich nog net staande te houden. Weer grijpt hij naar de duif en opnieuw grijpt hij mis.
Inmiddels zit hij onder het stof en de stront. Hij doet nog een laatste poging en ja, deze keer heeft hij de duif te pakken. Hij stapt het hok uit en overhandigt de duif. Hij weet nu één ding zeker: dit nooit meer!